Morele ontwikkeling

moral-compass

Om moreel te kunnen oordelen, hebben we een bepaalde denkontwikkeling moeten doormaken. We moeten besef hebben van de relatie tussen oorzaak en gevolg en goed en kwaad. Het redeneren is in de prefrontale cortex gepositioneerd. Adolescenten hebben moeite om tot afgewogen oordelen te komen, omdat dit deel van de hersenen pas in de late adolescentie volledig ontwikkeld is. De morele ontwikkeling staat in verbintenis met andere ontwikkelingsgebieden in de hersenen.

Morele ontwikkeling bij Jongeren
Morele oordelen bestaan in feite uit redeneringen over goed en kwaad. Het spreekt vanzelf dat je om moreel te kunnen oordelen een bepaalde denkontwikkeling moet hebben doorgemaakt. Dat bewijst hoe sociale druk het kan winnen van gezond verstand of morele waarden .Omgaan met leeftijdsgenoten wordt veel belangrijker dan het vertrouwelijke contact met ouders. Morele keuzes worden dan ook meestal met het oog op leeftijdsgenoten gemaakt. Vaak maken adolescenten dan ook  impulsieve keuzes vanuit emoties. Dit hangt weer samen met de tijdelijke dominantie van het ‘emotionele brein’, waardoor ze moeite hebben om impulsen te beheersen.

Het Sociale Brein
Crone beschrijft hoe pubers elkaar aansteken om de kick van de choking game te beleven, een verstikkingsspelletje dat onder adolescenten dodelijke slacht- offers maakt. Dat bewijst hoe sociale druk het kan winnen van gezond verstand of morele waarden (respect voor eigen en andermans leven).

De sociale oriëntatie van tieners vanaf 14 jaar verandert sterk. Omgaan met leeftijdsgenoten wordt veel belangrijker dan het vertrouwelijke contact met ouders. Morele keuzes worden dan ook meestal met het oog op leeftijdsgenoten gemaakt.

Er is nog maar weinig bekend over hersenontwikkeling die ten grondslag ligt aan dit veranderende sociale gedrag.

Fases:
Ontwikkelingspsychologen (Piaget, Kohlberg) hebben vastgesteld dat het denken over
morele dilemma’s verschillende fasen/stadia doorloopt:

Fase 1.
Tot 10 jaar accepteren kinderen de regels die hun ouders opleggen als
een gegeven. Ze redeneren er verder niet over, denken in termen van
beloning en straf.

Fase 2.
Tussen 10 en 12 leren kinderen rekening houden met de belangen van
anderen. Vaak handelen ze volgens het give and take. principe: als jij wat voor mij doet, doe ik wat voor jou.

Fase 3.
Tussen 12 en 14 jaar volgen kinderen niet meer hun ouders in hun regels en oordelen. Ze vormen een eigen morele opinie en zijn geïnteresseerder in de motieven en intenties van anderen.

Fase 4.
Vanaf 14 jaar krijgen jongeren oog voor algemene en maatschappelijke belangen. Ze hebben meer een helikopterview en snappen dat sociale regels en wetten nodig zijn.

Kritiek op Kohlberg:

Kohlberg ontwikkelde een model waarmee de ontwikkeling van kinderen en adolescenten in kaart worden gebracht. Deze theorie wordt de cognitieve stadiumtheorie genoemd.

Kohlberg meent dat de door hem geschetste stadia zich in alle culturen op dezelfde manier ontwikkelen. Dit wordt in ander onderzoek betwijfeld.

Nadat Kohlberg had vastgesteld hoe het moreel denken zich ontwikkelde bij Amerikaanse kinderen, was hij nieuwsgierig naar de vraag of deze ontwikkeling universeel was (d.w.z.: ook buiten de VS, buiten de westerse wereld). vastgesteld kon worden. Zijn onderzoek werd daarom wereldwijd uitgebreid. Turkije was één van de landen waar Kohlberg zijn onderzoek voortzette. Hij concludeerde dat er inderdaad sprake was van een universele ontwikkeling van het moreel besef van kinderen. Overal ter wereld kon deze ontwikkeling worden aangetroffen. In andere culturen bleken voornamelijk volwassenen andere accenten te leggen in hun denkpatronen. Voor niet-westerse volwassenen prevaleert de gemeenschapszin en het groepsbelang vaker boven het individuele belang van de westerse samenleving. Maar het onderliggende morele denkproces bleek volgens Kohlberg en zijn leerlingen overal ter wereld volgens een vast patroon te verlopen. 
Moderne onderzoekers menen dat voor de eerste drie stadia van de morele ontwikkeling zeker opgaat. Dat wil zeggen dat kinderen overal ter wereld dezelfde ontwikkeling in hun moreel denken (kunnen) doormaken tot en met het derde stadium uit het model van Kohlberg.

Maar om weer terug te komen op de literatuur ( Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding van Jos van der Wal en Jacob de Wilde ) van de 1e alinea, daarin staat dat je een bepaalde denkontwikkeling heb moeten doorlopen en dat je ervaring nodig hebt met bepaalde situaties die je laten nadenken over goed en kwaad & oorzaak en gevolg. Deze ervaringen zijn niet in elke cultuur hetzelfde. Dus of deze theorie van Kohlberg in alle culturen kan worden toegepast, wordt nog betwijfeld.
Ook is het volgens de Amerikaanse psychologe Gilligan zo dat Kohlberg uitsluitend mannelijke proefpersonen heeft gebruikt. Volgens Gilligan kun je voor een onderzoek niet alleen mannelijke proefpersonen gebruiken omdat mannen meer principe gebonden en vrouwen meer context gebonden oordelen.

Jongere van nu heeft geen moreel besef


Jongere van nu geen moreel besef? Een artikel uit Trouw naar aanleiding van door een boek van de Amerikaanse schrijver Smiths; Lost in Transition. 

Jongeren maken nauwelijks onderscheid tussen goed en kwaad. Moraal interesseert ze niet, concludeert socioloog Christian Smith na onderzoek.

Is dat reden tot zorg?
New York Times-columnist David Brooks vindt van wel. Hij las Smiths boek Lost in Transition en ontdekte: ieder moreel oordeel dat enig denkwerk vereist gaat jongeren boven de pet. ‘Ze begrijpen dat verkrachting en moord verkeerd zijn. Maar buitenom van die extreme gevallen komt moreel oordelen niet in ze op.’

Smith geeft eerdere generaties de schuld. ‘Scholen, maatschappelijke organisaties en gezinnen geven stimuleren hen niet om na te denken over moraal’, verwoordt columnist Brooks zijn kritiek.

Het helpt ook al veel als je het passieve en egoïstische gedrag van je puber anders benoemt. Een puber bekijkt veel situaties vanuit zichzelf alsof hij het middelpunt van de wereld is. Maar volgens ‘Wat nou …. pubers?’ wil dat niet zeggen dat hij of zij steeds als eerste aan zichzelf denkt en niet met anderen kan delen, of zich niet in anderen kan verplaatsen. “Een puber is over het algemeen niet egoïstisch. Hij gaat er alleen bij veel van zijn doen en denken vanuit dat hij de hoofdrolspeler is.“
(uit het boek van Geraldine Blokman: Wat nou… Pubers )

Omgeving
In het verleden ontleenden mensen hun morele kaders aan hun sociale omgeving. Een gedeelde cultuur structureert de verbeelding en zorgt voor morele discipline. Nu gaan steeds meer mensen er vanuit dat het vrije individu zelf zijn moraal formuleert.’

Invloed
De jongeren houden bij hun oordeel rekening met omstandigheden, meent Tumminio. ‘Ze beseffen dat individuen worden beïnvloed door de opvoeding, het geld en de kansen die ze krijgen.’Maatschappelijk en Historisch perspectief’

Maatschappelijk en Historisch perspectief

Dit artikel duidt erop dat het vroeger anders was met de morele denkwijze van pubers, dat de schuld van de verandering bij de maatschappij en opvoeding ligt van nu.
In velen krantenkoppen staat dat pubers egoïstisch zijn en egocentrisch, dat zij in een wereld leven waarbij zij in het midden staan en niet meer denken aan de morele gevolgen van anderen. 

Is alleen de morele ontwikkeling aan het veranderen? Of zijn andere ontwikkelingsgebieden in de hersenen ook aan het verschillen met het vroeger en het nu?

Deze vragen kun je misschien beantwoorden bij de volgende onderwerpen:

  • Cognitieve ontwikkeling
  • Psychosociale ontwikkeling
  • 
Biologische ontwikkeling
  • Seksuele ontwikkeling

Psychosociale Ontwikkeling

Al die lichamelijke veranderingen missen hun uitwerking op de psyche van de adolescent niet. Hoe ontwikkelt de adolescent zich in nou in samenhang met zijn sociale omgeving?

Psychosociale ontwikkeling
Zouden ouders zich beter bewust zijn van het feit dat de hersenen van hun kinderen nog niet volgroeid zijn, dan kunnen ze tijdens de puberteit van hun kinderen rekening houden met de mogelijkheden en risico’s die er zijn. Ze kunnen de ontwikkeling van de hersenen van hun puber stimuleren door hiervoor een goede omgeving te bieden. Vaak wordt een negatief beeld geschetst van pubers, maar de meeste pubers in Nederland groeien zonder veel problemen op. Beter begrip van de hersenontwikkeling zal mogelijk pubergedrag inzichtelijker en begrijpelijker maken voor ouders en hen een beeld geven van de risico’s en mogelijkheden.

De vier fases volgens Erik Erikson

Volgens Amerikaanse psycholoog Erik Erikson moet iedere adolescent zijn eigen identiteit kunnen ontwikkelen. Dit geeft hij weer in 4 fases.

1. Het besef van continuïteit: het gevoel dat je in verschillende situaties dezelfde persoon bent.

2. Het besef van herkenning en erkenning: het gevoel dat je omgeving je herkent en erkent als een unieke persoon met eigen kenmerken en karakteristieken

3. Het besef van innerlijke vrijheid in onafhankelijkheid: goed zicht hebben op dat wat je kan en niet kan, dat accepteren en de ruimte zien van waar ontwikkeling en groei is

4. Het besef van een zinvolle toekomst: het hebben van doelen en idealen die je keuzes en het nemen van verantwoordelijkheid bepalen.

Tijdens de adolescentie treden belangrijke veranderingen op in de interactie tussen jongeren en hun omgeving. Ze gaan zich in steeds ruimere verbanden begeven. En ondervinden de gevolgen daarvan. De wereld neemt, net als zijzelf, volwassen proporties aan, en adolescenten zijn steeds meer in staat om deze in abstracte zin te beschouwen en te begrijpen.

Bronfenbrenner
De Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Bronfenbrenner heeft de omgevingsinvloeden in kaart gebracht als systemen die inwerken op de persoonlijkheid- identiteitsontwikkeling. 

Hij onderscheidt vijf systemen in de omgeving van elk individu. Hij noemt dit ecologische systemen, en met enige fantasie kun je ze zien als een specificering van de nurturefactor.

” De ontwikkeling wordt in de ontwikkelingspsychologie beschreven en verklaard aan de hand van enkele factoren, te weten de biologische ( nature), de sociale ( nurture), de historische ( nature en nurture) en bijzonderheden uit de individuele levensgeschiedenis ( nature en nurture )”.

  • microsysteem: directe omgeving van de adolescent
  • mesosysteem: de interactie tussen actoren in het microsysteem; iets verder weg dus, maar nog wel van directe invloed op de adolescent (bijv. interactie ouders-leraar, familie onderling, etc.)
  • exosysteem: de iets ruimere context waarin de adolescent leeft (de leefomgeving, de woonwijk, de stad, etc.)
  • de maatschappelijke context waarin we leven (landelijk, wetgeving, social media, internet etc.

Al deze systemen hebben ook nog een andere dimensie, namelijk tijd, dit wordt ook wel: tijdsysteem genoemd. Door de tijd ontwikkelen alle verschillende systemen zich, soms verbonden met elkaar, soms onafhankelijk van elkaar.

Overbelaste jongeren op school

de-7-mafste-onderzoeken-ooit

Op de website nu.nl verscheen een artikel over overbelaste jongeren in het onderwijs. Dit artikel werd gepubliceerd op: 17 februari 2010.

Het kabinet en dertig tot 35 grotere gemeenten slaan de handen ineen om jeugdzorg, hulp op school, begeleiding naar werk beter op elkaar af te stemmen.
Het streven is 5500 overbelaste jongeren die door een combinatie van problemen vaak voortijdig het onderwijs verlaten, toch aan een diploma te helpen zodat ze meer kans op een baan hebben.Minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin) en staatssecretaris Marja van Bijsterveldt (Onderwijs) ondertekenen woensdag een akkoord, waarbij de betrokken gemeenten bijna 22 miljoen euro krijgen om overbelaste jongeren beter te helpen.

Minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin) en staatssecretaris Marja van Bijsterveldt (Onderwijs) ondertekenen woensdag een akkoord, waarbij de betrokken gemeenten bijna 22 miljoen euro krijgen om overbelaste jongeren beter te helpen.
Nederland telt naar schatting 16.000 jongeren tussen de 12 en 23 jaar die meerdere problemen hebben, zoals psychische klachten, last hebben van een gebroken gezinssituatie, verslaving, criminaliteit en schulden.

WWR
Vorig jaar stelde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat jongeren met een opeenstapeling van problemen meer de helpende hand toegereikt moeten krijgen op hun school.
De Raad waarschuwde ook voor een concentratie van deze leerlingen op een aantal scholen in de grote steden. De WRR stelde dat deze scholen zich moeten omvormen tot zogenoemde plusscholen.
Het kabinet heeft vorig jaar vervolgens 60 miljoen euro uitgetrokken voor gemeenten en scholen die samen een ‘plusvoorziening’ willen opzetten. Daarnaast gaat nu bijna 22 miljoen euro naar de circa 35 grotere gemeenten.

Tot Slot

onderzoekers zien tot slot een duidelijke tweedeling in de huidigeadolescentenpopulatie, namelijk de assertieven (die altijd voor zichzelf zullen opkomen) en de buitenstaanders (die zich buiten de maatschappij voelen staan, zich niet gehoord voelen). Met ongeveer de helft van de huidige generatie adolescenten zal het volgens Spangenberg en Lampert uiteindelijk wel goed komen

De Jeugd van tegenwoordig…wie begrijpt ze nog?
Op de blog youngworks verscheen het volgende artikel:

‘Jongeren’, wordt vaak verzucht, ‘zijn zo veranderd! In mijn tijd…’ En dan volgt een lijstje; ‘…luisterden ze nog naar hun ouders’, ‘zaten ze niet de hele dag achter internet’, ‘waren ze nog geïnteresseerd in politiek..’ Volwassenen hebben altijd een mening gehad over ‘de jeugd van tegenwoordig’. Ze fronsen hun wenkbrauwen over de verschillen met hun eigen jeugd en vragen zich af of het nog wel goed gaat met de jongste generatie. De alarmerende verhalen in de media over breezerseks en comazuipen dragen bij aan het beeld dat het met onze jongeren snel bergafwaarts gaat. Toch gaan deze berichten maar over een klein deel van onze jeugd, zo’n 5 a 10%. Hoe gaat het dan met die overige 90%? Wat maakt hij of zij mee op weg naar volwassenheid?

Maar wordt door de social media en de ‘volwassenen’ de problemen met de ‘overbelaste jongeren’ niet veel te erg uitvergroot. Zoals hier boven staat beschreven en in veel artikelen wordt bewezen gaat het maar om een klein aantal van de hoeveelheid. Overdrijven velen volwassenen niet over de ontwikkeling van ‘de jeugd van tegenwoordig? ‘ Of hebben we echt te maken met een grenzeloze generatie? En zijn de pubers van nu een serieus probleem aan het worden voor de maatschappij?

163_1-555x330

Cognitieve Ontwikkeling

De cognitieve ontwikkeling van adolescenten heeft  er veel te maken met de biologische ontwikkeling en de biologische kant van het hele verhaal, omdat ontwikkeling in het denken voor een groot deel bepaald wordt door de neurologische veranderingen. Maar wat houdt de cognitieve ontwikkeling precies in?

Cognitieve ontwikkeling
De adolescent is steeds beter in staat formeel te denken, dit leidt ertoe dat hij ook gaat nadenken over zichzelf en de toekomst. Een adolescent kan zich voorstellen dat hij zich in de toekomst anders gaat gedragen en in de toekomst in andere omstandigheden zal verkeren, en zo ontstaat een groeiend besef dat een mens zichzelf kan sturen. 
Eigen gevoelens, bedoelingen en opvattingen worden betrokken bij het beeld dat de adolescent van zichzelf vormt. Hij kan steeds beter zijn eigen reacties op situaties evalueren en kan zich voorstellen dat hij ook anders had kunnen reageren. Hij kan ook nadenken over zijn eigen positie in en rol in de maatschappij. De adolescent speelt dan ook met de mogelijkheid dat hij de volgende dag iemand anders kan zijn en experimenteert daar ook mee. Dat verklaart ook waarom een adolescent van de ene dag op de andere van mening of uiterlijk kan veranderen. Hierdoor komen adolescenten tot een groter besef van eigenheid, uniciteit en consistentie, wat belangrijk is voor het continuïteitsbesef. 
Maar omdat het adolescenten brein nog volop in ontwikkeling is, leidt dit ook tot negatieve aspecten. 
Bij adolescenten is de prefrontale cortex nog volop in ontwikkeling. Plannen, sociaal wenselijk gedrag vertonen en impulsen beheersen, zijn dus zaken die nog moeten worden geleerd, en juist daarom vaak nog niet feilloos door de adolescent worden beheerst. Neem daar de biologische en seksuele ontwikkeling bij, die voor veel onrust en onzekerheid zorgen, en het moge duidelijk zijn dat de adolescent nog geen volmaakt vooruit kijkende, sociaal evenwichtige en moreel juist denkende volwassene is.

Jean Piaget over de cognitieve ontwikkeling
Volgens psycholoog Piaget ontwikkeld de cognitieve ontwikkeling zich in verschillende fases. ‘Een normale ontwikkeling bestaat niet.’ 
Piaget was ervan overtuigd dat fundamentele eigenschappen van kennis ervoor zorgen dat ontwikkeling zich in verschillende (meestal vier) niveaus manifesteert. Er bestaan volgens Piaget dan ook kwalitatieve verschillen tussen kinderen die zich in verschillende niveaus bevinden. Piaget wist vrij nauwkeurige leeftijdsgrenzen vast te stellen voor deze niveaus, al zijn andere wetenschappers er nog niet over uit of ze wel echt bestaan.

Kritiek op Piagat
Kritiek op Piaget:
 Ondanks de breedte van zijn theorie kwam er echter ook kritiek uit verschillende hoeken. Deze richtte zich voornamelijk op de volgende punten:

Kinderen zijn niet zo standvastig dat ze niet meer terugvallen naar een bepaald stadium als ze een hoger stadium bereikt hebben. Het kind kan bijvoorbeeld terugvallen van het concreet operationele stadium naar het preoperationele stadium.

  •  Kinderen zijn cognitief tot meer in staat dan Piaget ontdekte (o.a. door nieuwe onderzoeken)
  •  Piaget onderschatte de invloed van de sociale wereld op de cognitieve ontwikkeling
  •  Piaget is vaag over de cognitieve processen en de mechanismen die cognitieve groei produceren
  •  Piaget onderschatte dus de invloed van de sociale wereld op de cognitieve ontwikkeling. Maar tussen de tijd dat Piaget zijn ontdekkingen deed, en de tijd van nu, is veel veranderd in de sociale wereld. Een extreem toename tot sociale media en verandering in de opvoeding heeft natuurlijk veel gevolgen in de ontwikkeling van de hersenen. 


Piaget onderschatte dus de invloed van de sociale wereld op de cognitieve ontwikkeling. Maar tussen de tijd dat Piaget zijn ontdekkingen deed, en de tijd van nu, is veel veranderd in de sociale wereld. Een extreem toename tot sociale media en verandering in de opvoeding heeft natuurlijk veel gevolgen in de ontwikkeling van de hersenen.

Adolescenten van tegenwoordig ( Sociaal – Maatschappelijk – historisch perspectief )
Adolescenten impulsief en egocentrisch? 
Volgens onderzoek van de hersenstichting Nederland blijkt dat Adolescenten ook problemen hebben met planning op lange termijn en erg impulsief zijn. Onderstaand plaatje toont dit aan. Hoewel de ouders hebben aangegeven dat hun kind voor een groot deel wel rationele beslissingen kan nemen, vinden ze dat over het algemeen van adolescenten niet. Dit heeft te maken met een stijgende hormoon spiegel van diverse hormonen bij adolescenten. Daardoor krijgen ze stemmingswisselingen, verhoogde roekeloosheid, lagere impulscontrole en minder relativeringsvermogen. Dat ze problemen hebben met planning komt omdat de frontaalkwab in ontwikkeling is en dit is het gebied van de hersenen waar dit geregeld wordt.

Stijgende egocentrisme bij adolescenten
Een ander groot kenmerk van de adolescentie is het stijgende egocentrisme. Dit houdt in dat de adolescent steeds meer het gevoel krijgt dat hij/zij in het middelpunt van de belangstelling staat. Dit heeft tot gevolg dat bepaalde kenmerken onderdeel kunnen worden van de persoonlijkheid van de adolescent. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld imaginair publiek en persoonlijke fabel.

Imaginair Publiek: Dit houdt in dat de adolescent steeds meer het gevoel heeft dat hij/zij wordt aangekeken of in de gaten wordt gehouden met bijbedoelingen.

Persoonlijke fabel: Dit houdt in dat de adolescent zich inbeeldt dat het verdriet of de vreugde die hij/zij heeft niemand anders kan hebben.

Zijn pubers van nu zijn egocentrisch?
ik-houd-van-me-24379778In Utrecht buigen zich vrijdag allerlei deskundigen over de jeugd van tegenwoordig. Het congres concentreert zich rond het boek dat psycholoog Rita Kohnstamm over de puberjaren schreef. Volgens dit krantenartikel uit de ”Telegraaf” zijn pubers van nu egocentrisch. Door de samenleven van nu welke ruwer, respectloos, rommeliger en slordiger is. Veel negatieve begrippen over de huidige samenleving, die volgens velen veel negativiteit oplevert in de ontwikkeling van pubers.Hoe gaat het met de pubers van tegenwoordig?

Uit onderzoek blijkt dat het heel goed met ze gaat. Ze zijn tevreden. Met een kleine groep, de percentages schommelen tussen de 10 en 15 procent, gaat het slecht. Die probleemgroep is er altijd geweest en zal er altijd blijven. Deze breezermeisjes, loverboys en delinquenten komen helaas vaker in het nieuws.

Is de huidige groep anders dan decennia geleden?
Pubers groeien op in een bepaalde samenleving. Deze is ruwer, respectloos, rommeliger, slordiger en minder gezagsgetrouw. Deze beelden krijgen kinderen mee en hebben pubers in zich. Ouders krijgen terug wat zij erin stoppen.

Volgens dit krantenartikel uit de ‘Telegraaf’, zijn pubers van nu egocentrisch. Door de samenleven van nu welke ruwer, respectloos, rommeliger en slordiger is. Veel negatieve begrippen over de huidige samenleving, die volgens velen veel negativiteit oplevert in de ontwikkeling van pubers.


Wat stoppen zij erin?
Kinderen krijgen tegenwoordig relatief vaak hun zin. Dit zet zich door naar de pubertijd. Jongeren voelen zich maar een beetje verantwoordelijk voor zichzelf. Ze zijn ik-gericht, egocentrisch. Ze leren niet dat anderen ook op hen kunnen rekenen. Ze worden onzelfstandig gehouden. Daarbij hebben ze een overvol programma en moeten ze vaak kiezen. Er zijn mogelijkheden te over. Ze moeten succes hebben, ze moeten slagen. Materialisme, uiterlijk en succes zijn belangrijk. Dat kijken zij af van volwassenen.


Wat is de invloed van media?
Gewelddadige spelletjes hebben alleen invloed bij jongeren die al naar agressie neigen. Aan de andere kant leren pubers met games probleem- en oplossingsgericht te denken. Ze worden flexibeler in hun denken. Op websites als Hyves spelen ze met hun identiteit en leren ze wie ze zijn.

Vanuit historisch aspect kan er nog niet echt duidelijk antwoord worden gegeven op de vraag of de ontwikkeling van nu beter is dan de ontwikkeling die de ouders nog hebben doorgemaakt, maar volgens velen krantenkoppen zijn de adolescenten van nu egocentrischer en hebben weinig moreel besef. Maar dit kan ook komen doordat de hersenen simpelweg in het 25e levensjaar pas volledig zijn ontwikkeld. En door toename van social Media, komt alle negativiteit nu veel sneller aan het licht.

Het puberbrein kan zich moeilijker in een ander verplaatsenhpdetijd_puberbrein
Op nu.nl verscheen een artikel over het ”puberbrein”. Onderzoekers van het University College deden onderzoeken. Zij lieten tijdens een computerexperiment proefpersonen van uiteenlopende leeftijden, een afbeelding zien van een man die voor een boekenkast stond, waarin verschillende objecten lagen. Sommige planken in de kast waren aan één kant afgeschermd. De spullen die daarop lagen waren wel op het computerscherm te zien, maar niet vanuit het gezichtspunt van de man.
De deelnemers aan het experiment kregen vervolgens de opdracht om zich te verplaatsen in de positie van de man op het scherm en ‘de bal aan de linkerkant van de kast’ aan te wijzen met de muis.

Twee ballen
Aan de linkerkant van de boekenkast lagen echter twee ballen: een golfbal die vanuit het gezichtspunt van de man niet te zien was en een tennisbal die hij wel kon waarnemen.
Uit de resultaten van het experiment bleek dat vooral tieners moeite hadden om het gezichtspunt van de persoon op de afbeelding aan te nemen, zo meldt het Britse tijdschrift New Scientist. Ruim 65 procent wees de golfbal aan in plaats van de tennisbal.
Volwassen deelnemers aan het experiment wezen meestal wel de bal aan die de man ook daadwerkelijk kon zien vanuit zijn gezichtspunt.

Hersenscans
Hersenscans toonden verder aan dat het brein van de pubers veel harder moest werken tijdens het experiment, dan de hersenen van volwassenen.

Volgens onderzoeksleider Iroise Dumontheil suggereren de onderzoeksresultaten dat het brein van tieners nog volop in ontwikkeling is. Ook gelooft ze dat het experiment inzicht geeft in de reden waarom pubers zich vaak ongevoelig gedragen ten opzichte van anderen.

Egocentrisch
“Nieuw aan dit onderzoek is dat het laat zien waarom adolescenten zich vaak op een heel kinderlijke manier egocentrisch kunnen gedragen”, aldus Dumontheil. “Het brein is op die leeftijd nog volop in ontwikkeling. Je moet nog wennen aan het feit dat iemand anders een ander ruimtelijk gezichtspunt heeft dan jij.”

Seksuele Ontwikkeling

bloemetjesenbijtjes_0

Help! Het lichaam veranderd. Nu begint er een nieuwe levensfase waarin je op zoek gaat naar de ander en wie jezelf precies bent?

Hypofyse
De biologische veranderingen en verschillen tussenadolescenten en vooral de verschillen tussen jongens en meisjes worden veroorzaakt door de hypofyse. dit is een klier aan de onderkant van de hersenen. Deze klier maakt bij jongens meer van een bepaald hormoon aan dan bij meisjes:bij jongens meer testostoron dan bij meisjes, bij meisjes meer oestrogeen. Een belangrijk moment in de seksuele ontwikkeling is, de eerste menstruatie van een meisje en de eerste zaadlozing van een jongen. Dit betekent dat ze zich kunnen voorplanten.

Gender indentiteit
Het gevoel man of vrouw te zijn hoort tot iemands identiteitsbesef, volgens Van der Wal.44 De seksuele ontwikkeling is zowel een biologisch als sociaal gegeven. Biologisch zijn de sekseverschillen vrijwel universeel, maar de sociale seksuele ontwikkeling (gender) is sterk cultureel bepaald. De seksuele ontwikkeling begint al vanaf de geboorte. Kinderen komen erachter dat ze een jongetje of een meisje zijn en identificeren zich met de moeder en/of de vader. De rolpatronen die vastzitten aan sekse, zitten ingebakken in de sociale patronen van een leefgemeenschap.

In de adolescentie gieren de hormonen door het lijf, wat voor veel onrust en verwarring zorgt. Adolescenten bootsen het gedrag van belangrijke personen in hun omgeving na en experimenteren zo met hun sekserol. Dit kan ingewikkeld zijn voor jongeren die anders sek- sueel geaard zijn dan de mensen in de omgeving. Voor veel homo- en biseksuele jongeren is er in de Nederlandse samenleving wel ruimte om hun geaardheid naar buiten te brengen.

Rutgers Nisso Groep
De nieuwe media, en met name internet, geven jongeren de ruimte om anoniem zijn en te praten over hun seksuele gevoelens dus ook te experimenteren met verschillende rollen.
De Rutgers Nisso Groep deed een onderzoek  naar gewenst en ongewenst seksueel gedrag van jongeren online.

De verzamelnaam voor het beleven van seks op internet is cy- berseks. De aanleiding van het onderzoek is de exponentiële groei in internetgebruik onder jongeren. Een deel van deze jongeren gebruikt het internet voor het zoeken van informatie over seks, het leggen van erotisch geladen contacten en het bekijken van pornografische websites. Jongeren gebruiken bijvoorbeeld om seksuele vragen te beantwoorden dei ze niet bij een ander kwijt kunnen of durven te vragen. Het onderzoek van de Rutgers Nisso Groep richt zich op het maatschappelijke en zelfs politieke debat dat voortkomt uit het internetgebruik van jongeren. De vele aandacht in de media van de laatste tijd voor seksueel geladen communicatie via het internet, illu- streert de algemene bezorgdheid.

Uit dit onderzoek blijkt dat één op de vier jongens en één op de vijf meisjes het af- gelopen jaar cyberseks heeft gehad met iemand. Zo praten de jongeren veel online of whatsappen veel met elkaar over seksualiteit. Soms stellen zij elkaar uitdagende vragen die seksueel geladen zijn. Ook kunnen de jongeren gebruik maken van de webcam, waarbij het soms voorkomt dat
zij elkaar uitdagen om seksuele handelingen te verrichten voor de camera. Ten slotte worden de internet messengers gebruikt om afspraakjes te maken.

De geschiedenis
De term “puberteit” van het Latijnse “pubertas”. Pubertas is afgeleid van het woord: huwbaar.  Adolescentie had vroeger dan ook veel te maken met de geslachtsrijpheid en huwbaarheid. Vroeger trouwde men ook veel jonger. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is het gedrag gevarieerder geworden. Seks en voortplanting zijn nu ontkoppeld, dit komt vooral door de pil. Seks en het huwelijk zijn tegenwoordig ook ontkoppeld van elkaar. Toch zijn er grote verschillen in opvattingen en  gedrag tussen jongeren waar te nemen.

Identiteit en social media
Na deze verkenning van het begrip identiteit. Jongeren zitten met heel veel vragen en deze vragen proberen ze ook op te lossen met bijvoorbeeld social media.  MTV Networks deed een onderzoek waaruit blijkt dat moderne technologieën jongeren helpen om aan hun zelfbeeld en zelf- vertrouwen te werken. Uit een internationale onderzoek komt naar voren dat jongeren zich bezighouden met bepaalde vragen. De drie belangrijkste vragen zijn:

1. Ben ik wel veilig?

Er heerst een verhoogde angst voor persoonlijke veiligheid op het gebied van ziektes, ter- reur, en criminaliteit.5 Zowel ouders als kinderen zijn van mening dat we in een gevaar- lijkere wereld leven dan de voorgaande generaties. Jongeren zijn minder goed in staat om waarschuwingen in een context te plaatsen en maken zich dus extra druk.

2. Wie ben ik eigenlijk?

Het uitvinden wie je bent, is de grootste uitdaging voor elke tiener. Door de afbrokkeling van traditionele sociale structuren, hebben jongeren volgens het MTV-onderzoek minder een uitgestippeld pad voor zich. Het gevolg van de globalisering is dat jongeren zich meer op het web profileren. De vriendengroep is explosief toegenomen, maar dan gaat het wel om webvrienden en niet om vrienden in de fysieke realiteit.

3. Wat is mijn toekomst?

Jongeren hebben grote ambities en hoge verwachtingen over hun toekomst. Dit is een rechtstreeks gevolg van de opvatting dat je kunt worden wat je wilt. Deze keuzevrijheid schept de belofte op succes. Daarbij vormt de school nog steeds het belangrijkste platform. Jongeren vormen volgens het MTV-onderzoek hun identiteit door een eigen platform te creëren

Social media
Uit een recent onderzoek van SLO, nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkelingIdentiteit bleek dat de 21e eeuw dynamisch, flexibel en veranderlijk is. Het is een patchworkidentiteit die voortdurend in opbouw is. Voor jongeren tussen de 12 en de 14 jaar speelt de omgeving een grote rol bij het vormen van hun identiteit. Media is erg belangrijk voor jongeren en neemt dan ook een centrale plek in. Jongeren beschikken over een indrukwekkende hoeveel- heid middelen om hun genetwerkte identiteit actief vorm te geven. Zo kiezen jongeren kleding,een haarstijl en een mobiele telefoon die bij hem of haar past. Maar ook een profielsite of foto’s en informatie op internet bepalen mede de identiteit. Oude en nieuwe media fungeren als spiegel voor jongeren. Media is erg belangrijk voor ze want het bepaald ook wat bijvoorbeeld in de mode is en dus populair. Dat is geen passief, maar een actief proces. Jongeren gebruiken de media om hun identiteit vorm te geven. De identiteit wordt ook bepaald door het gevoel van herkenning en erken- ning door de omgeving. Omdat de media een fundamentele rol spelen in de communicatie, dragen ze bij aan de bevestiging van de identiteit. Belangrijk is echter dat die identiteit niet voorgoed vaststaat, maar, net zoals een homepage, steeds under construction blijft.

Op youtube vind je dan ook duizenden kanalen van jongeren die vloggen over: lifestyle,beauty, wat ze doen op een dag en ook over voeding wat op dit moment een trending topic is. Een voorbeeld hiervan is Enzo Knol. Binnen een jaar werd hij razend populair en werd zelfs uitgenodigd bij RTL late night. Elke dag heeft hij duizenden kijkers, voor hen is hij dan ook een soort voorbeeld.

Nog een ander voorbeeld is Veracamilla, zij is een blogger die ook op youtube filmpjes maakt en een eigen beauty website heeft voor veel adolescenten zijn deze vloggers een rolmodel en een ideaal beeld.

Biologische ontwikkeling

cropped-cropped-cropped-cropped-omgaan_met_pubers_21.jpg

Biologisch
De adolescentiefase is een tijd waarin grote veranderingen voorkomen. Letterlijk: veranderingen van klein naar groot, van kind naar volwassene.
Bij de èèn treden groei versnellingen al vroeg en snel op en bij de ander laat en geleidelijk.
De groeiversnellingen beginnen bij een meisje ongeveer tussen de 9,5 en 14,5 jaar oud, terwijl dit bij de jongens tussen de 10,5 en 16 jaar ligt. Gemiddeld gezien groeien jongens echter wel sneller dan de meisjes.De groeiversnellingen beginnen bij het hoofd en de ledematen, de romp komt pas later. De snelle groei verklaard het slungelige gedrag omdat de adolescenten nauwelijks controle hebben over hun lichaam.

Nature:
Als adoloscent maak je ingrijpende genetisch gestuurde biologische veranderingen door, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant van je lichaam. Het lichaam krijgt volwassen vromen en neurologisch en hormonaal gebeurt er van alles. Aangeboren talenten of gebreken kunnen duidelijker zichtbaar worden in het gedrag. Deze veranderingen maken het mogelijk om steeds zelfstandiger te gaan functioneren. Bepaald gedrag van adolescenten is vanuit deze biologische veranderingen beter te begrijpen, bijvoorbeeld dat jonge adolescenten uren voor de spiegel doorbrengen om de veranderingen aan hun lichaam te verwerken. Ook het opvallend talentvol leren bespelen van een instrument wordt door de biologische factor verklaard als aangeboren evenals het aangeboren streven naar zelfstandigheid dat tot conflicten tussen ouder en adolescent kan leiden.

Nurture (sociale factor)
Thuis, maar ook op straat, op school of met vrienden maken we allemaal dingen mee waar we weer van leren. Adolescenten maken van alles mee: ze krijgen te maken met bepaalde eisen, verwachtingen , mogelijkheden en rollen, dit alles heeft invloed op hun gedrag.
Als jongeren bijvoorbeeld bij hun vriendengroep zijn kunnen ze totaal anders zijn dan en meer durven dan wanneer ze alleen zijn. Ook de thuiswereld en de schoolwereld kan groot verschillen, dit kan dan ook leiden tot spanningen en ongewenst gedrag.

Door de snelle veranderingen van het lichaam en door onze huidige samenleving waarin grote waarde word gehecht aan het uiterlijk (lichaamelijke aantrekkelijkheid), zijn adolescenten ook veel met hun lichaam bezig.

Sturm und Drang
Sociale wetenschappers hebben ook veel bijgedragen aan de beeldvorming over de jeugd. Het meest bekende beeld is dat van Sturm und Drang (storm and stress). waarin Standley hall, de grondlegger van de adolescentiepsychologie in zijn boek omschrijft dat adolescente of terwijl adolescentie als fase word gezien van emotionele labiliteit,spanning en beroering. En dit voorkomt uit genetisch bepaalde biologische veranderingen aan het begin van de adolescentie.

Op wikipedia kwam ik een pagina tegen over de tijd van Sturm und Drang. De auteurs van de Sturm und Drang kwamen voornamelijk uit de kleine dorpjes. Omdat hun literaire werk meestal niet genoeg opbracht om van te leven, probeerden ze vaak een positie als huisleraar of dominee te bemachtigen. Voor vele auteurs, zo ook voor Goethe en Schiller, is de Sturm und Drang slechts een in de tijd beperkte periode in hun leven en in hun literaire creatie. De meeste auteurs en hun werken zijn slechts bekend in beperkte kring en velen van hen zijn vandaag volledig vergeten.

Die leiden des junge Werthers: Werther is een jonge die erg intelligent en romantisch is. Hij ontmoet Lotte en ziet in haar zijn grote liefde. Echter is dit niet wederzijds want zij heeft haar hart al aan een ander verschonken. Wanneer dit tot Werther doordringt, maakt hij een einde aan zijn leven. Uiteindelijk schiet hij een kogel door zijn hoofd. 

Het boek werd populair onder de adolescenten. Veel jongeren herkende zich in dit verhaal, het bracht dan ook veel zelfmoorden te weeg. Lange tijd is dit daarom ook zelfs verboden literatuur geweest. Tot op de dag van vandaag is het boek: Die leiden des jonge Werthers” een inspiratiebron gebleven voor schrijvers, kunstenaars, filmmakers.

Het eerste onderzoek in 1975
Het eerste onderzoek stamt uit 1975 . Daaruit is gebleken dat adolescenten erg verschillen als het gaat om emotionele spanningen. Deze onderzoeksperiode had een duur van elk jaar. Uit dit onderzoek zijn drie groepen en een niet typerende restgroep ontstaan. 23% voelde zich redelijk gelukkig, 35% kende een ontwikkeling die minder soepel verliep, 21% kenmerkte zich door gevoelens van onrust, twijfel aan zichzelf en problemen met hun ouders. Daarna volgden nog twee onderzoeken in 1990 en 2001.