Morele ontwikkeling
Om moreel te kunnen oordelen, hebben we een bepaalde denkontwikkeling moeten doormaken. We moeten besef hebben van de relatie tussen oorzaak en gevolg en goed en kwaad. Het redeneren is in de prefrontale cortex gepositioneerd. Adolescenten hebben moeite om tot afgewogen oordelen te komen, omdat dit deel van de hersenen pas in de late adolescentie volledig ontwikkeld is. De morele ontwikkeling staat in verbintenis met andere ontwikkelingsgebieden in de hersenen.
Morele ontwikkeling bij Jongeren
Morele oordelen bestaan in feite uit redeneringen over goed en kwaad. Het spreekt vanzelf dat je om moreel te kunnen oordelen een bepaalde denkontwikkeling moet hebben doorgemaakt. Dat bewijst hoe sociale druk het kan winnen van gezond verstand of morele waarden .Omgaan met leeftijdsgenoten wordt veel belangrijker dan het vertrouwelijke contact met ouders. Morele keuzes worden dan ook meestal met het oog op leeftijdsgenoten gemaakt. Vaak maken adolescenten dan ook impulsieve keuzes vanuit emoties. Dit hangt weer samen met de tijdelijke dominantie van het ‘emotionele brein’, waardoor ze moeite hebben om impulsen te beheersen.
Het Sociale Brein
Crone beschrijft hoe pubers elkaar aansteken om de kick van de choking game te beleven, een verstikkingsspelletje dat onder adolescenten dodelijke slacht- offers maakt. Dat bewijst hoe sociale druk het kan winnen van gezond verstand of morele waarden (respect voor eigen en andermans leven).
De sociale oriëntatie van tieners vanaf 14 jaar verandert sterk. Omgaan met leeftijdsgenoten wordt veel belangrijker dan het vertrouwelijke contact met ouders. Morele keuzes worden dan ook meestal met het oog op leeftijdsgenoten gemaakt.
Er is nog maar weinig bekend over hersenontwikkeling die ten grondslag ligt aan dit veranderende sociale gedrag.
Fases:
Ontwikkelingspsychologen (Piaget, Kohlberg) hebben vastgesteld dat het denken over
morele dilemma’s verschillende fasen/stadia doorloopt:
Fase 1.
Tot 10 jaar accepteren kinderen de regels die hun ouders opleggen als
een gegeven. Ze redeneren er verder niet over, denken in termen van
beloning en straf.
Fase 2.
Tussen 10 en 12 leren kinderen rekening houden met de belangen van
anderen. Vaak handelen ze volgens het give and take. principe: als jij wat voor mij doet, doe ik wat voor jou.
Fase 3.
Tussen 12 en 14 jaar volgen kinderen niet meer hun ouders in hun regels en oordelen. Ze vormen een eigen morele opinie en zijn geïnteresseerder in de motieven en intenties van anderen.
Fase 4.
Vanaf 14 jaar krijgen jongeren oog voor algemene en maatschappelijke belangen. Ze hebben meer een helikopterview en snappen dat sociale regels en wetten nodig zijn.
Kritiek op Kohlberg:
Kohlberg ontwikkelde een model waarmee de ontwikkeling van kinderen en adolescenten in kaart worden gebracht. Deze theorie wordt de cognitieve stadiumtheorie genoemd.
Kohlberg meent dat de door hem geschetste stadia zich in alle culturen op dezelfde manier ontwikkelen. Dit wordt in ander onderzoek betwijfeld.
Nadat Kohlberg had vastgesteld hoe het moreel denken zich ontwikkelde bij Amerikaanse kinderen, was hij nieuwsgierig naar de vraag of deze ontwikkeling universeel was (d.w.z.: ook buiten de VS, buiten de westerse wereld). vastgesteld kon worden. Zijn onderzoek werd daarom wereldwijd uitgebreid. Turkije was één van de landen waar Kohlberg zijn onderzoek voortzette. Hij concludeerde dat er inderdaad sprake was van een universele ontwikkeling van het moreel besef van kinderen. Overal ter wereld kon deze ontwikkeling worden aangetroffen. In andere culturen bleken voornamelijk volwassenen andere accenten te leggen in hun denkpatronen. Voor niet-westerse volwassenen prevaleert de gemeenschapszin en het groepsbelang vaker boven het individuele belang van de westerse samenleving. Maar het onderliggende morele denkproces bleek volgens Kohlberg en zijn leerlingen overal ter wereld volgens een vast patroon te verlopen. Moderne onderzoekers menen dat voor de eerste drie stadia van de morele ontwikkeling zeker opgaat. Dat wil zeggen dat kinderen overal ter wereld dezelfde ontwikkeling in hun moreel denken (kunnen) doormaken tot en met het derde stadium uit het model van Kohlberg.
Maar om weer terug te komen op de literatuur ( Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding van Jos van der Wal en Jacob de Wilde ) van de 1e alinea, daarin staat dat je een bepaalde denkontwikkeling heb moeten doorlopen en dat je ervaring nodig hebt met bepaalde situaties die je laten nadenken over goed en kwaad & oorzaak en gevolg. Deze ervaringen zijn niet in elke cultuur hetzelfde. Dus of deze theorie van Kohlberg in alle culturen kan worden toegepast, wordt nog betwijfeld.
Ook is het volgens de Amerikaanse psychologe Gilligan zo dat Kohlberg uitsluitend mannelijke proefpersonen heeft gebruikt. Volgens Gilligan kun je voor een onderzoek niet alleen mannelijke proefpersonen gebruiken omdat mannen meer principe gebonden en vrouwen meer context gebonden oordelen.
Jongere van nu heeft geen moreel besef
Jongere van nu geen moreel besef? Een artikel uit Trouw naar aanleiding van door een boek van de Amerikaanse schrijver Smiths; Lost in Transition.
Jongeren maken nauwelijks onderscheid tussen goed en kwaad. Moraal interesseert ze niet, concludeert socioloog Christian Smith na onderzoek.
Is dat reden tot zorg?
New York Times-columnist David Brooks vindt van wel. Hij las Smiths boek Lost in Transition en ontdekte: ieder moreel oordeel dat enig denkwerk vereist gaat jongeren boven de pet. ‘Ze begrijpen dat verkrachting en moord verkeerd zijn. Maar buitenom van die extreme gevallen komt moreel oordelen niet in ze op.’
Smith geeft eerdere generaties de schuld. ‘Scholen, maatschappelijke organisaties en gezinnen geven stimuleren hen niet om na te denken over moraal’, verwoordt columnist Brooks zijn kritiek.
Het helpt ook al veel als je het passieve en egoïstische gedrag van je puber anders benoemt. Een puber bekijkt veel situaties vanuit zichzelf alsof hij het middelpunt van de wereld is. Maar volgens ‘Wat nou …. pubers?’ wil dat niet zeggen dat hij of zij steeds als eerste aan zichzelf denkt en niet met anderen kan delen, of zich niet in anderen kan verplaatsen. “Een puber is over het algemeen niet egoïstisch. Hij gaat er alleen bij veel van zijn doen en denken vanuit dat hij de hoofdrolspeler is.“ (uit het boek van Geraldine Blokman: Wat nou… Pubers )
Omgeving
In het verleden ontleenden mensen hun morele kaders aan hun sociale omgeving. Een gedeelde cultuur structureert de verbeelding en zorgt voor morele discipline. Nu gaan steeds meer mensen er vanuit dat het vrije individu zelf zijn moraal formuleert.’
Invloed
De jongeren houden bij hun oordeel rekening met omstandigheden, meent Tumminio. ‘Ze beseffen dat individuen worden beïnvloed door de opvoeding, het geld en de kansen die ze krijgen.’Maatschappelijk en Historisch perspectief’
Maatschappelijk en Historisch perspectief
Dit artikel duidt erop dat het vroeger anders was met de morele denkwijze van pubers, dat de schuld van de verandering bij de maatschappij en opvoeding ligt van nu.
In velen krantenkoppen staat dat pubers egoïstisch zijn en egocentrisch, dat zij in een wereld leven waarbij zij in het midden staan en niet meer denken aan de morele gevolgen van anderen.
Is alleen de morele ontwikkeling aan het veranderen? Of zijn andere ontwikkelingsgebieden in de hersenen ook aan het verschillen met het vroeger en het nu?
Deze vragen kun je misschien beantwoorden bij de volgende onderwerpen:
- Cognitieve ontwikkeling
- Psychosociale ontwikkeling
- Biologische ontwikkeling
- Seksuele ontwikkeling